“Een paar cent extra kan het verschil maken”

Hoe consumenten én bedrijven hun verantwoordelijkheid moeten nemen om supply chains te verduurzamen

Voor dit artikel is professor Rob Zuidwijk geïnterviewd. Rob Zuidwijk is hoogleraar Global Supply Chains and Ports aan de Rotterdam School of Management (RSM). Ook is hij docent bij Erasmus Center for Maritime Economics & Logistics (MEL). Dit artikel is het eerste deel in de serie ‘De duurzame bedrijfseconoom’.

Het verduurzamen van supply chains is, volgens Rob Zuidwijk, een gezamenlijke taak van consumenten en producenten.  De consument moet dat jurkje van een paar euro nu toch maar eens laten hangen, want “dat kan nooit duurzaam zijn”.  Tegelijkertijd hebben bedrijven de morele taak om duurzaamheid af te dwingen bij hun toeleveranciers. Informatietechnologie is wat Rob Zuidwijk betreft veelbelovend: “Je moet zorgen dat het bijna onmogelijk is om de boel te flessen.”

Wat zijn de bottlenecks in het verduurzamen van supply chains?

Per keten verschilt dat heel sterk, maar grofweg zijn er drie factoren. Ten eerste: heeft de consument enige interesse in duurzaamheid van producten? Als dat niet zo is, is het lastig om duurzaamheid te propageren. Duurzaamheid gaat bijna altijd gepaard met kosten, dus de consument moet er wel extra voor willen betalen. Als tweede is het de vraag of men überhaupt duurzaam kan produceren. Misschien dat arme boeren het wel willen, maar niet kunnen omdat ze niet het geld hebben om de benodigde investeringen te doen.

De laatste uitdaging is connecting the dots. Als er aan de aanbodzijde duurzaam geproduceerd wordt en er aan de vraagzijde consumenten bereid zijn om te betalen voor duurzame producten, blijft het een uitdaging om vraag en aanbod te matchen. Producten moeten zo gelabeld zijn dat consumenten kunnen begrijpen en geloven dat het duurzaam geproduceerd is.

Als ik een nieuwe jas koop, hoe weet ik dan zeker dat die jas duurzaam geproduceerd is?

Als je bij wijze van spreken een jas koopt voor tien euro, dan moet die voor luttele euro’s gemaakt zijn. Dat kan dus nooit duurzaam zijn. Als ik een schilder of aannemer inhuur en ik betaal hem te weinig, dan weet ik zeker dat hij het zwart gaat doen. Als je een truitje koopt om dat één keer te dragen is dat, tenzij je het truitje doorgeeft aan een ander, niet duurzaam.

Het is overigens niet zo dat duurdere merken automatisch duurzaam zijn. Niet altijd komt de toegevoegde waarde bij de juiste personen in de keten terecht. Toen een fabriek op Rana Plaza in Bangladesh instortte, bleek daar voor verschillende duurdere merken kleding geproduceerd te worden. De merken zeiden niet op de hoogte te zijn van de uitbesteding aan de producent in kwestie. Te sterke eisen aan leveranciers zijn echter een open uitnodiging om in zee te gaan met bedrijven die het niet zo nauw nemen met wet- en regelgeving en de waarden en normen van de opdrachtgever. Een paar cent extra kan vaak al het verschil zijn tussen goede en slechte arbeidsomstandigheden.

Als ik een schilder of aannemer inhuur en ik betaal hem te weinig, dan weet ik ook zeker dat hij het zwart gaat doen

Wat extra zekerheid kan bieden, is informatietechnologie. Data moet op zo’n manier worden verzameld, dat het bijna onmogelijk is om de boel te flessen. Ongeacht iemand zijn intenties, moet je erop kunnen vertrouwen dat hij doet wat hij zegt. Fraudeleus handelen moet zo veel energie en tijd kosten, dat het niet de moeite waard is om dat te doen. Dit kan bijvoorbeeld door in fabrieken sensoren te installeren die de temperatuur meten.

Hoe kan je als bedrijf duurzaam opereren in landen waar duurzaamheid niet zo’n issue lijkt?

In sommige landen ontbreekt het inderdaad aan wetgeving, maar de meeste landen hebben wel degelijk wetten. Indonesië heeft bijvoorbeeld wetgeving om ontbossing tegen te gaan, maar of Indonesië genoeg handhaaft is de vraag. Voor bedrijven is dit een governance vraagstuk. Als de overheid faalt, dan ben je moreel verplicht om duurzaamheid als bedrijf zelf of via bijvoorbeeld een NGO te regelen. Dit kan door producten te certificeren en duurzaamheid te auditen.

Het gaat erom dat je als bedrijf je verantwoordelijkheid neemt, ook al speelt de lokale overheid geen actieve rol. Dit geldt overigens overal, dus ook in Nederland. Het kan in Nederland nog steeds lonen om een dieselmotor in een binnenvaartschip te monteren. De Nederlandse overheid geeft nog onvoldoende prikkels om duurzame binnenvaart te boosten. Ook in Nederland zijn partijen daarom binnen de supply chain bezig met het creëren van voorwaarden die zorgen dat duurzame investeringen wél lonen.

Welke invloed heeft corona op de verduurzaming van supply chains?

Het interessante aan corona is dat het verschillende effecten heeft, die misschien zelfs tegengesteld zijn. De koopverslaving zal voor sommige consumenten misschien alleen maar groter zijn geworden. Je bent veel thuis, dus dan koop je nog een extra jurkje van een paar euro. De verdere verschuiving naar online zorgt er ook voor dat consumenten nog meer en nog sneller kopen.

Mensen lijken daarnaast door hun eigen zorgen rondom corona minder geïnteresseerd in de volgende grote ramp die hen te wachten staat, namelijk klimaatverandering. Er lijkt dus minder interesse van de consument in alles wat met duurzaam produceren te maken heeft.

Aan de andere kant zie je een tegenovergesteld effect. Fabrieken in Vietnam werden vanwege een strenge lockdown gesloten. Nu de kledingfabrieken weer draaien, keren werknemers slechts mondjesmaat terug van het platteland naar de fabrieken. Ze hadden gehoopt op een mooi bestaan in de stad, maar dat viel tegen. Het is een beetje hetzelfde effect als in de horeca in Nederland. Deze mensen zien dat hun bestaan enorme nadelen had. Hoe fundamenteel deze tendens is, moeten we nog zien. Corona kan in elk geval grote impact hebben op fast fashion; als er een tekort is aan arbeidskrachten, stijgen de loonkosten namelijk vanzelf wel.

Corona zorgde er ook voor dat er meer aandacht kwam voor lokaal produceren. Is het, met het oog op duurzaamheid, niet per definitie beter om lokaal te produceren?

Automatisering zorgt er voor dat er meer lokaal geproduceerd kan worden in gebieden met hoge arbeidskosten. Lokaal produceren kan zeker een duurzame oplossing zijn, omdat transport wordt vermeden. Het is echter niet mogelijk om alle producten lokaal te produceren. Het lijkt me bijvoorbeeld onwaarschijnlijk dat weer alle textiel in Europa geproduceerd gaat worden.

Corona kan grote impact hebben op fast fashion; als er een tekort is aan arbeidskrachten, gaan de loonkosten vanzelf wel omhoog.

Globalisering heeft nu eenmaal grote economische voordelen. Door internationale handel specialiseren landen zich in producten waar ze echt goed in zijn. Bovendien worden schaalvoordelen behaald. Daarnaast biedt globalisering een kans op risicospreiding. Op de wereldmarkt wordt bijvoorbeeld de slechte oogst van het ene land gecompenseerd door de goede oogst van het andere land.

Alles lokaal produceren is ook onwenselijk. Globalisering zorgt voor een grotere diversiteit aan producten en heeft ook kansen geboden aan mensen, bijvoorbeeld in China. Als we alleen lokaal produceren, dan moeten we als consumenten bereid zijn om weer seizoensgebonden te gaan eten. Daarnaast heeft globalisering ook welvaart gebracht aan zich ontwikkelende landen, al zie ik ook dat die welvaart niet eerlijk wordt verdeeld.

Dit artikel is geschreven door Wilmer Klaassen, student-assistent bij Erasmus Institute for Business Economics (EIBE)

Naar overzicht